Den Hartogh Ford Museum
Van A tot T
Direct na de entree is één van de pronkstukken van het museum opgesteld: een rode Ford A uit 1903. Plompverloren sta ik oog in oog met de auto die het begin vormt van een lange traditie. Het bordje bij de auto geeft summiere informatie en het is mij niet duidelijk welke route ik het best kan afleggen vanaf dit startpunt. Precies zoals Den Hartogh het graag ziet! Want zoals Henry Ford wist in te spelen op de mensen, weten ook de suppoosten van dit museum dat te doen. De heer Doedes stelt zich voor als suppoost en weet dankzij een vlotte babbel direct zijn bezoekers voor zich te winnen.
Behalve met de Ford A wordt de eerste hal van het museum gevuld met een groot aantal T Fords. Daar ontzenuwt Doedes meteen een hardnekkig misverstand: de T Ford is niet de eerste auto die in serie of machinaal is gebouwd. Mercedes was daar eerder mee, maar Ford herhaalde het enkele jaren later op een veel grotere schaal.
In totaal zijn 196 varianten van de T Ford geproduceerd, waarvan 37 te zien zijn in het museum. Mode-termen als "touring", "sedan" of "coupé" blijken al te bestaan sinds de T Ford (1908). "Hier is een blunder van meneer Ford", vertelt Doedes. Hij wijst op een auto waarvan de portieren precies tussen de voorstoelen en de achterbank zijn geplaatst. Dat bespaart de kosten van twee extra deuren, maar de instap voor- en achterin is zo beroerd zodat slechts een handjevol van dit exemplaar werd verkocht.
Even verderop is een ruimte ingericht met auto's uit de periode 1930 tot 1949. Voor mijn gevoel waan ik mij in een Amerikaanse film uit de jaren '40. Maar de meeste van de getoonde auto's blijken uit Nederland afkomstig te zijn.
Het is pas sinds de oliecrisis van 1973 dat de Amerikanen terrein verloren in Europa met hun grote benzine verslindende slagschepen. Vanaf dat moment sprongen de Japanners in het gat in de markt dat de Amerikanen tot op de dag van vandaag niet hebben weten te dichten. Ford vormt daarop een uitzondering, het mat zich een Duitse jas aan en ging verder als Europese autofabrikant.
Statussymbool
Bij iedere auto weet de suppoost anekdoten of achtergrondverhalen te vertellen. Zo laat hij van een rij schijnbaar gelijke auto's zien in welke details de auto's verschillen. Aan de hand van die verschillen wisten ook de kopers van toen te bepalen welke de nieuwste auto was. Ford's strategie was de koper ieder jaar een nieuwe auto te laten kopen om niet achter te blijven met de buurman. Die strategie werkte enkele jaren, totdat het publiek uitvond dat de auto's veel langer meegingen. Als gevolg moesten 10 van de 11 fabrieken binnen korte tijd de deuren sluiten.
Inspelen op het gevoel van de koper, is tekenend voor de geschiedenis van Ford. Het merk was nooit het meest vooruitstrevend, maar wist vaak als eerste nieuwe vindingen op de markt te brengen. Het Ford van toen laat zich goed vergelijken met Microsoft nu, dat eveneens groot is geworden door het vercommercialiseren van vindingen van anderen.
Zoals vertegenwoordigers elkaar vandaag de dag proberen te overtroeven met typeplaatjes op de auto had ook Ford een systeem van statussymbolen. Dat symbool was de dop van de radiateur. Wie zich wilde onderscheiden van een collega bestelde een koelwaterthermometer in de vorm van een staafje op de dop. De welgestelden gingen verder en kochten dezelfde auto, maar nu met vleugels rond de dop. De absolute top kon zich een thermometer in de vorm van een gans veroorloven. Geen "GTi" of "TDi" label dat daar aan kan tippen!
Conclusie
Het Ford museum, dat ooit is begonnen als een uit de hand gelopen hobby, telt inmiddels drie hallen, een bioscoop en enkele kleine themaruimten. Zorg ervoor dat u een praatgrage suppoost treft en het museum wordt een heerlijke reis door de autogeschiedenis.
Het museum biedt behalve vermaak een goed beeld van de groei van de autoindustrie dat meer inzicht geeft in de situatie van vandaag. "Den Hartogh Ford Museum" is zonder meer een aanrader, vooral als zondagmiddaguitje voor vaders en zoons.